Abdij Lilbosch – Echt
Cisterciënsermonniken

Woestijnvaders

Met God een relatie ontwikkelen, Jezus Christus kennen: dat is het centrale motief in onze geloofstraditie. Al in de oudheid zijn er mensen geweest die zo geboeid waren door Jezus’ persoon dat zij zich losmaakten uit de toenmalige cultuur en zich afzonderden in woestijnen, om zich daar helemaal te kunnen toewijden aan God, en hun kennis uit te diepen. Vooral in de vierde en vijfde eeuw is er in de woestijnen van Israël, Egypte en Syrië sprake van veel mannen en vrouwen die zich onafgeleid wilden focussen.

Abdij Lilbosch woestijnvadersDeze mensen kunnen gelden als de eerste monniken, omdat zij alles op één kaart zetten: God. Vergelijk het Griekse woord monos dat betekenissen heeft als: één, of: alleen. Soms vergaarden zij een grote Godskennis of levenswijsheid. Leerlingen verzamelden zich dan in hun buurt en huisden in kluizen van waaruit ze geestelijke begeleiding konden krijgen. Ze schreven de ontvangen wijsheid –  die meer nog uit daden dan uit woorden sprak – soms op, en die kleine verhaaltjes vormen samen de ‘Vaderspreuken’. Deze vormen mede de basis van ons huidige monastieke leven.

 “Iemand die in de woestijn op wilde dieren jacht maakte zag Antonius bezig met zijn broeders plezier te maken, en hij was geërgerd. Antonius nu wilde hem ervan overtuigen, dat men de monniken zo nu en dan moet toegeven, en zei hem: “Leg eens een pijl op uw boog en span hem”. En hij deed het. Hij zei: ”Span hem verder”. En hij spande hem. En opnieuw zei hij: “Spannen!” Toen sprak de jager tot hem: “Als ik de boog bovenmate span, breekt hij”. Waarop Antonius antwoordde: “Zo ziet u dat de boog  niet altijd gespannen kan staan.” (Vaderspreuken I, Antonius 13.) 

Scroll naar boven